Promovendi Netwerk Nederland verbaast zich over gebrek aan handelen vanuit minister Dijkgraaf in Kamerbrief over top-upbeurzen beurspromovendi

AMSTERDAM, 21-12-2023 – Deze week is de langverwachte Kamerbrief van demissionair minister Dijkgraaf over de top-upbeurzen voor (internationale) beurspromovendi naar de Kamer gezonden, waaruit blijkt dat de minister op dit moment geen maatregelen zal treffen rondom de top-upbeurzen. Promovendi Netwerk Nederland verbaast zich over het gebrek aan handelen vanuit de minister, die voor een oplossing naar de universiteiten kijkt. Benthe van Wanrooij, voorzitter van Promovendi Netwerk Nederland: “Beurspromovendi moeten op dit moment rondkomen van bedragen ver beneden het minimumloon, en maken zich ernstige zorgen over hun financiële situatie. De minister kijkt voor een oplossing naar de universiteiten, maar wij zien dat veel universiteiten tot nu toe niet bereid zijn geweest om het inkomen van beurspromovendi aan te vullen. Die situatie blijft nu exact hetzelfde: deze promovendi staat het water aan de lippen.”

Uit eerder onderzoek van Promovendi Netwerk Nederland blijkt dat internationale beurspromovendi gemiddeld slechts 1400 euro per maand verdienen, en zich ernstig zorgen maken over hun financiële situatie. In Nederland zijn er naar schatting 3800 internationale beurspromovendi die een maandelijkse beurs ontvangen, in plaats van een salaris. Hun gemiddelde inkomen bedraagt 1400 euro, maar sommige beurzen zijn zo laag als 700 euro per maand. Deze promovendi werken fulltime ruim beneden het minimumloon (€1995 p.m.), en voor een fractie van het salaris van een promovendi in loondienst (vanaf €2770 p.m). Daarnaast heeft deze groep promovendi geen recht op toeslagen of andere sociale zekerheden.

Enkele universiteiten vullen dit bedrag op dit moment aan middels “top-ups”: een financiële aanvulling op de beurs die de promovendus op dat moment ontvangt. Rondom de top-upsystematiek bestaan veel onduidelijkheden, omdat er geen eenduidige fiscale afspraken zijn. Elke universiteit die voor een top-up kiest, moet daarvoor afspraken maken met de lokale belastinginspecteur. Regionale belastinginspecteurs gaan hier verschillend mee om, waardoor sommige universiteiten niet tot afspraken kunnen komen. In de motie van Kamerleden Van der Molen en Van Dijk werd gevraagd om “landelijke afspraken te maken tussen de betrokken ministeries en de uitvoerende diensten […] zodat er een fiscale methodiek komt voor hoe om te gaan met de top-upbeurzen”. Van Wanrooij: “De minister geeft in de Kamerbrief simpelweg geen uitvoering van de motie en neemt geen verantwoordelijkheid in het erkennen van beurspromovendi als gelijkwaardige promovendi. Er wordt ook geen handreiking gedaan aan universiteiten om de top-ups fatsoenlijk en gelijkwaardig te kunnen regelen. We hopen dat universiteiten wel op zoek gaan naar een oplossing voor de precaire situatie waarin deze promovendi zich bevinden.” 

Deel deze pagina