Afgelopen week publiceerde regeringscommissaris Mariëtte Hamer haar advies voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) hoe seksuele intimidatie in de academische wereld aan te pakken. PNN voorzitter Benthe van Wanrooij reageert en benoemt het belang van het advies: “We zijn vooral blij dat de kwetsbare positie van promovendi in relatie tot hun afhankelijkheid van begeleiders en tijdelijke dienstverbanden wordt benadrukt, en dat Hamer instellingen aanspoort om de positie van promovendi en postdocs te versterken”.
In het advies onderstreept Hamer het belang van hoger onderwijsinstellingen bij het verbeteren van de sociale veiligheid en hun signalerende rol voor de samenleving als geheel. Ze merkt op dat ondanks de toenemende aandacht voor dit belangrijke onderwerp, er nog veel werk verzet moet worden om een cultuuromslag te bewerkstelligen. Seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt regelmatig niet gemeld of, als ze wel gemeld worden, niet op een bevredigende manier afgehandeld. Dit vraagt om dringende verbeteringen van klachtenprocedures. Verder beveelt Hamer aan om open gesprekken over gewenst en ongewenst gedrag te stimuleren, waarbij ze suggereert dat dergelijke gesprekken tot echte verandering moeten leiden, respectvol gedrag moeten bevorderen en het bewustzijn van machtsdynamiek moeten vergroten. Ze pleit voor het opzetten van speciale teams voor sociale veiligheid binnen instellingen en benadrukt het belang van vroegtijdige detectie van problemen en organisatorische risicobeoordelingen.
Al met al is Promovendi Netwerk Nederland (PNN) blij met het heldere advies dat Hamer formuleert. Hamer beschrijft in grote lijnen “een standaard tweede begeleider, het creëren van doorstroommogelijkheden en betrokken raken bij medezeggenschapsorganen” als mogelijke trajecten voor het verbeteren van de positie van promovendi. Hierbij bieden we meer concrete acties om de afhankelijkheid van promovendi te verminderen en roepen universiteiten en UMC’s op om hier direct stappen in te zetten:
- Twee begeleiders: In theorie is een tweede promotor bijna overal verplicht. Het is echter nauwelijks gedefinieerd wat de verantwoordelijkheden en eisen voor deze positie zijn. PNN wil graag het belang benadrukken van minimaal twee begeleiders die actief betrokken zijn bij het traject van de promovendus.
- Functioneringsgesprekken: Loopbaanontwikkelingsgesprekken, vooral het ‘go-no go’-moment van een PhD-traject- zouden begeleid moeten worden door een onafhankelijk persoon (bijv. HR-adviseur), die de promovendus waar nodig ondersteunt.
- Verlengingen van het arbeidscontract: Verlenging moet worden toegekend als het project vertraging oploopt door gebeurtenissen die de sociale veiligheid van de promovendus schenden en herstel vereisen.
- Conflict tussen promovendus en begeleider: Er zijn duidelijke procedures nodig om met conflicten om te gaan. Deze procedures moeten richtlijnen bevatten over hoe te handelen als samenwerking niet meer mogelijk is, zonder dat de promovendus hoeft te stoppen. Er moeten procedures worden opgesteld voor het wisselen van promotor indien nodig, en promovendi moeten tijdens zo’n procedure passende ondersteuning krijgen.
- Medezeggenschap: Om promovendi aan te moedigen deel te nemen aan besturen en raden moeten ze gecompenseerd worden voor de tijd die ze aan deze taken besteden (bijv. minder onderwijstaken, contractverlenging, budget om onderzoeksassistenten in te huren).
PNN is het ermee eens dat de positie van vertrouwenspersonen en ombudspersonen – die cruciale aanspreekpunten zijn voor de anderszins kwetsbare promovendi – verder moet worden versterkt en geformaliseerd. Hamer schrijft dat “deze functie zo belangrijk [is] dat ze onmisbaar is bij alle instellingen” – ze zou dus ook verplicht moeten zijn bij UMC’s en andere onderzoeksinstellingen, waar nu nog te vaak geen ombudspersonen aanwezig zijn.
PNN is ook groot voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot een centrale ombudspersoon voor sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap, en hoopt dat de minister van OCW dit advies binnen afzienbare tijd opvolgt. Zo’n extern klachtenmeldpunt is essentieel voor beginnende onderzoekers met tijdelijke contracten, en is cruciaal in gevallen waarin lokale klachtenprocedures blijken te falen.
Verder juichen we het toe dat Hamer een beroep doet op leiderschap, om verantwoordelijkheid te nemen en als rolmodel op te treden. Dat gezegd hebbende, hopen we dat de belangen van bepaalde groepen promovendi (bijv. bursalen of externe promovendi) in het oog worden gehouden. Het waarborgen van sociale veiligheid voor deze groepen zou ook de verantwoordelijkheid moeten zijn van de instellingen waar ze aan verbonden zijn – ook al vallen ze niet onder de CAO.
PNN zal zich blijven inzetten voor het verbeteren van de sociale veiligheid voor alle promovendi. Universiteiten, UMC’s en andere instellingen waar promovendi werken zouden het voorbeeld moeten volgen en actief moeten werken aan het creëren van een veiligere academische omgeving.